woensdag 14 januari 2009

telefoondoodelen

Het staart me zwart op wit in het gezicht vanop het blad papier dat hier vlak bij me ligt. Op dat blad had ik stukjes zin voor een project neergepend. Nu zijn de letters allemaal overschreven met veel krullen en lijnen, enkele zijn met potlood zachtjes ingekleurd, ertussen staan bloemen getekend en enkele symmetrische figuren waarvan ik geen idee heb wat ze voorstellen. Nochtans komen ze van mijn eigen hand. Ik heb zitten doodelen.

Doodelen is gedachteloos lijntjes en cirkeltjes tekenen op een kladblok terwijl je aan het telefoneren bent. We doen het al jaren en omdat je je niet concentreert op waar je mee bezig bent (het doodelen dus), maar op je telefoongesprek, krijg je vaak de mooiste lijnen.


Ik die echt helemaal niet creatief ben met mijn handen en geen enkel talent voor schetsen, tekenen, schilderen,... heb. Ik staar ongelovig naar het papier, want het roept herinneringen op.

Lang geleden, voor doodelen een trend was; voor er zelfs een woord bestond voor dat soort spontaan naar boven borrelende krulletjes en lijnen en figuurtjes neerkrabbelen, deed mijn moeder het al. Helemaal onbewust, terwijl ze in de hall in telefoongesprek was. Ik vond het als kind fascinerend om toe te kijken hoe ze dat deed zo praten aan de telefoon en ondertussen op het notablokje naast de telefoon zwierige lijnen uit haar hand laten tevoorschijn komen. Een vluchtig neergeschreven boodschap (meestal iets over het verzekeringswerk dat mijn vader deed), werd tijdens een langer telefoongesprek versierd met die doodles. Ik zie me daar weer staan in de hall, waar het altijd iets frisser was. Het was nog lang voor er draagbare telefoons waren. De telefoon stond in de hall.
Als tiener hing ik urenlang in die hall aan de telefoon met een vriendin, die ik nochtans al de hele dag op school had gezien, maar waarmee ook 's avonds zo nodig nog heel veel moest besproken worden, gaande van huiswerk tot prille verliefdheden. Wegens nog niet bestaan van gsm, chatten, sms, facebook en msn gebeurde dat daar in de hall aan die grijze telefoon. Heel soms werd het ding meegesleurd tot in mijn kamer als er op fluistertoon geheimen werden overgebracht naar de andere kant van de lijn. Maar doodelen, neen, dat deed ik toen niet. Nu dus wel. Een bewijs, zwart op wit, dat zegt dat ik op mijn moeder lijk (of ik dat nu fijn vind of niet).